De meeste volksdansen zijn bewaard gebleven in de schoot van de schuttersgilden. Zo ook in Vosselaar. Hier werd de Vosselaarse kadril gedanst.
Op de teerdagen wordt de kadril nog gedanst op het geroffel van de tamboer. Volgens de rekeningen werden er vroeger wel speelmannen ingehuurd zoals in 1769 de genaamde Adriaan Verdonck. Misschien ging bij het overlijden van de speelman de muziek verloren, misschien zat het alleen maar in zijn hoofd. In die tijd konden weinig volksmuzikanten noten lezen.
De Vosselaarse kadril, voorheen mondeling overgeleverd en door het ontbreken van een dansmeester erg verwaterd, werd door het Vlaamse Dansarchief opgetekend in 1991 en gerestaureerd, en er werd passende kadrilmuziek bij gezocht.
De meeste overgebleven kadrils tellen nog slechts 5 figuren. Onze kadril telt nog steeds 6 figuren, wat overeenstemt met de oorspronkelijke traditionele vorm van een kadril. Elke figuur wordt viermaal uitgevoerd en dat neemt heel wat tijd in beslag. De vernieuwde kadril wordt nu ook gedanst door Volkskunstgroep Dophei zodat hij in Vosselaar zou blijven bestaan.
Toch sluiten wij het teerfeest nog af met de kadril door de gezagsdragers: de “officierendans”.
De quadrille ontstond al in 1750. Na de Franse Revolutie werd hij in officiersmiddens en de hogere klasse gedanst. In Frankrijk evolueerde de dans tot een vrolijke gezelschapsdans. Het is een contradans waarbij ieder paar met het paar aan de overzijde van een vierkant danst. De quadrille verhuisde met de landverhuizers mee naar Amerika en werd er de “square-dance”.
Het overgeleverde dansverhaal van de Vosselaarse kadril luidt als volgt: Twee families of groepen die met elkaar in onmin leven, zijn samen op een dansfeest. Van deze gelegenheid wordt gebruikgemaakt om met elkaar vrede en verzoening te sluiten. Bij de intro danst ieder koppel nog tegen de andere paren op.
In figuur 1 probeert men de man van de ene partij en de vrouw van de andere partij te verzoenen door hen samen te laten dansen. Resultaat nihil. De man weigert.
In figuur 2 probeert men het dan langs de kant van de vrouwen door hen samen te brengen in een ketting en de vreemde mannen de hand te reiken. Er is beterschap.
Figuur 3 is eigenlijk een herhaling van figuur 1, met dit verschil dat de man nu wel met de vreemde vrouw danst en de verzoening nabij is.
Figuur 4: Hier worden de mannen en de vrouwen van beide groepen bij elkaar gebracht door omwisseling bij de nadering. De verzoening is een feit.
In figuur 5 wordt de verzoening voltrokken daar iedere man zijn vrouw naar de andere partij laat gaan om te verbroederen;
In figuur 6, de laatste figuur, wordt de verzoening tot ieders voldoening besloten in een daverende galop en daarna gaat men samen een glaasje drinken op mekaars gezondheid.
Sinds enkele jaren wordt er door onze gilde opnieuw gedanst. Onder deskundige leiding worden enkele malen per jaar dansoefeningen georganiseerd. Ook op andere manifestaties zoals de Cultuurmarkt Vosselaar wordt de Kadril voorgesteld.
Dit is een specifieke term van het gildewezen en hij vindt zijn oorsprong bij de grote schuttersfeesten en Landjuwelen vanaf de 13° eeuw. Om het Landjuweel of schuttersfeest zo aantrekkelijk mogelijk te maken voor publiek en deelnemers, waren er ook andere spelen ingesteld waarmee men prijzen kon winnen. Onder andere, het aantreden in stoet, het schoonste “inkomen”, de mooiste groep in de optocht. Het was voor een schuttersgilde en voor de stad of gemeente een zeer grote eer het vlagvertoon te winnen.
In het begin van de 15de eeuw waren de schuttersoptochten bij de grote gildefeesten nog betrekkelijk sober maar later veranderden zij in complete praalstoeten en spectaculaire pronkopstellingen waardoor er problemen ontstonden. Het ”schoon inkomen” werd zo overgewaardeerd dat het schieten bijzaak leek te zijn geworden en hoe objectief was de beoordeling?
Op het einde van de 15de eeuw ging men zich gelijke en speciale gildekleding aanschaffen voor het ”schoon inkomen” daar waar het in het begin van dezelfde eeuw nog normaal was met verschillende kledij aan te treden.
De Hoge Gildenraad der Kempen heeft deze traditie ook overgenomen bij hun jaarlijkse gildefeesten. De gilden presenteren zich aan de jury op hun best met hun attributen. De toegekende punten tellen mee in de totaliteit over vijf jaren om het Landjuweel te winnen.
Naast de wipschietingen ( op staande wip) wordt voornamelijk het doelschieten met de handboog beoefend. De handboog is het oudste wapen dat in de oude beschavingen werd teruggevonden. Het was goedkoop en eenvoudig te hanteren. Tegenwoordig bestaan er bogen uit hout, staal, glasvezel en vooral fineermateriaal.
In het begin van de boogsport schoot men nog met de “longbow”, gemaakt van taxushout. Na de tweede wereldoorlog kwamen de Zweedse stalen bogen op de markt, weldra gevolgd door de glasfiberboog. Daaruit werd de compositieboog ontwikkeld. De huidige driedelige boog is dan weer een verbetering van de voorgaande. De compoundboog is de laatste ontwikkeling waar ook binnen het gildewezen in de Antwerpse Kempen mee geschoten wordt.
Sinds een dertigtal jaren worden er hulpmiddelen aangebracht op de boog zoals stabilisatoren en een vizier, wat de trefzekerheid verhoogt, maar ook de prijs. Maar iedere sport eist tegenwoordig een zekere investering.
Buiten de boog bestaat het noodzakelijke materiaal uit een schietlapje, een armbeschermer en enkele pijlen. De moderne pijlen zijn gemaakt uit duralumin , een aluminium legering of nog recenter uit carbon. Hiermee worden nu ook de pezen en werplatten van de boog gemaakt . Deze behoren natuurlijk tot de duurdere materialen. Maar geen nood voor eventuele geïnteresseerden. Onze gilde kan u ten voorlopige titel verder helpen met materiaal.
De competitie wordt betwist op doel op een afstand van 25 meter. De trainingsoefeningen hebben in de winterperiode plaats in de gemeentehal achter het gemeentehuis en in de zomerperiode, buiten op het terrein van de Jardin.
Het koningschap is de hoogst gewaardeerde en meest gewilde functie in de gilde.
Koning wordt men door op de staande wip of schutsboom de koningsvogel of gaai, de hoofdvogel af te schieten.
In den beginne schoot men op de kerktoren, maar wegens het herhaaldelijk protest van de pastoors en waarschijnlijk door de overlast ging men de molenwieken gebruiken. Daar zullen ook wel dwarslatten gesneuveld zijn zodat men een wip ging gebruiken. Het woord wip zou afgeleid zijn van wipvogel. De vogel was met een koordje aan het topje bevestigd, zodat hij niet naar beneden kon vallen. En met dit koordje kon de vogel ook weer op de top van de mast getrokken worden.
Het koningschieten heeft maar om de 3 jaar plaats. Elke gildebroeder is verplicht hieraan deel te nemen of op zijn minst aanwezig te zijn. Na het bevrijdingsschot van de hoofdman en de voorscheuten van de uitredende koning wordt door iedereen bij toerbeurt een poging gedaan tot de oppergaai neer beneden tuimelt onder het roeren van de trom.
De nieuwe koning wordt onder de wip de breuk omgehangen en mag dan als enige over het vaandel lopen dat op de grond is uitgespreid. De nieuwe koning is verplicht op zijn kosten de breuk te vermeerderen met een zilveren schild van ten minste 1 once zilver. Dit is ongeveer 30 gram. Dit zilver moet bestaan uit het beste zilver, namelijk sterlingzilver, dat ten minste 0,8 mm dik moet zijn.
Wie in 3 ambtsperiodes na elkaar, dus zonder onderbreking de gaai afschiet, mag zich Keizer noemen. We bezitten één keizerschild namelijk van Jan Embrechts, die koning was in 1954, 1957 en 1960. Jan was tevens 5 jaar opperkoning (geschoten op het Landjuweel te Brecht in 1961) en mocht bijgevolg 5 jaar zetelen in de hoogste raad van de Kempische gilden. Hij was ook gerechtigd om de keizersstaf met zijn 3 gaaien te dragen.
Het gaaischieten zou een oud zonnewenderitueel van de oude Germanen geweest zijn. Er werd indertijd op een duif geschoten. Maar de duif stond in de katholieke kerk symbool voor de Heilige Geest. Bijgevolg werd de duif mettertijd, uit eerbied, vervangen door de meer exotische papegaai omdat die aan de vorstenhoven de koningsvogel bij uitstek was. Vandaar het gaaischieten. De duifvorm bleef bestaan. De vogel als onderdeel van de hiernamaalscultus is binnen meerdere culturen bekend. Door de vogel af te schieten werd het kwaad verdelgd en de dood symbolisch overwonnen.
Dit komt in ieder geval ook al voor in de Oudheid bij de Griekse lijkspelen. Het schieten gebeurde in de Frankische tijd omstreeks Pinksteren, de tijd waarin Maja, de duif der Pleïaden aan de sterrenhemel verdwijnt.
En de tradities leven verder want tot op heden vindt het koningsschieten nog steeds plaats rond deze datum. Volgens de oude caert dient de vogel geschoten te worden met Sacramentsdag. Maar ondertussen is Sacramentsdag ook al geen betaalde feestdag meer. Daarom vindt het evenement nu plaats op de zaterdag na Sacramentsdag.
Bij alle feestelijkheden dragen de gildeleden een uniforme klederdracht die in 1953 werd ingevoerd door de Hoge Gildenraad der Kempen.
De mannen dragen de faas: een zwarte pet. Verder draagt de gildebroeder nog een blauwe kiel. Deze was ooit over heel Europa verspreid met wat verschillen in lengte en versieringen (op de schouders) en soms was de kleur wit. Vermoedelijk gaat de geschiedenis van dit kledingstuk terug tot in de middeleeuwen. Een bolletjeszakdoek maakt de klederdracht zowat volledig. Een wordt gedragen als halsdoek en eentje in de linkerzak, half uitstekend als het feest is, maar niet bij andere gelegenheden zoals een begrafenis. Verder wordt een zwarte of donkere broek met zwarte schoenen en sokken gedragen.
Door de vrouwen in Vosselaar en in vele omliggende gemeenten zoals o.a. Merksplas en Gierle wordt de strikkenmuts of cornetmuts (ook pijpjesmuts) met een breed kleurig lint gedragen.
Er bestaan goudgele, vuilbruine, zalmkleurige, lichtgroene, oranje, blauwe, witte en zwarte linten. Elk kerkelijk feest had vroeger zijn kleur en naargelang van de feestdag droeg men de overeenkomstige kleur. Er waren ook rouwmutsen met zwarte toeren tussen de witte. Aan de voorzijde van de muts zijn er meerdere toeren of lagen gepijpte kant. Het aantal toeren kan verschillen volgens de rijkdom van de draagster. Hoe dikker de lagen of toeren, hoe rijker. Het aantal lagen varieerde tussen de 3 en de 8 . De cornetmuts kwam in de Antwerpse en Limburgse Kempen, evenals in Noord-Brabant vrij algemeen voor. Over hun zwarte rok en blouse dragen de vrouwen een kasjmieren sjaal of neusdoek, in de Vosselaarse spreektaal. Hierop werd vroeger een gouden ketting gedragen.
De Vosselaarse gilde viert Sint-Barbara, de tweede patroonheilige rond 4 december met worstenbrood en appelbollen. Dit kleine teerfeest is eigenlijk de jaarlijkse algemene vergadering.
In een oud reglement lezen we:“Op St Barbara zal men de Gilde besteden in geen ander dan Vosselaars bier, mits het behoorlijk drinkbaar moet zijn, het welk de Dekens zullen onderzoeken. Vinden deze hetzelfde goed, dan mag er niemand iets op afwijzen op boete van 5 stuivers.”Later is dit artikel gewijzigd als volgt:“ in goed bier lijk de raat goedvint”.
In nog een oud document:“De conditie en voorwaarden voor het aanbesteden van de teerfeesten”vinden we nog het volgende:“Ten 5de zal den aannemer moeten leveren, goet leverbaar bier sonder dat hetselve sal mogen vlets ofte duf wezen en soo goet als er in ’t dorp te vinden is, ofte anders sal tot last van den aannemer er op een ander gehaalt worden ofte het gelag rekenen gelijk het den Regimente goed dunken.”En“Ten 9de het bier moet met st.sebastiaan3 weken oud zijn".
Een andere dwangdag was de teerdag met Sint-Sebastiaan op 20 januari of de maandag en dinsdag daaropvolgend. Op die dag werd en wordt een mis opgedragen tot nagedachtenis van de overleden gildebroeders en -zusters.
Uit de oude reglementen:
“…de gildenbroeders dienen aanwezig te zijn voor de Gloria of den eerste Dominus Vobiscum op boete van 5 stuivers”.
De eerste dag teren de mannen en tegen de avond, na het luiden om 16.00 uur mogen de vrouwen komen. De tweede dag is voorbehouden aan de vrouwen. Vroeger was er nog een derde dag waarop het overschot werd opgemaakt.
En er werd behoorlijk wat bier gedronken. Vroeger is wel eens schertsend gezegd dat onze voorvaderen “herbergzaam” waren. Vele rekeningen hebben betrekking op drank en gelag.
In 1785 :”Item heeft den Rendant betaalt aan J.B. Cornelis voor 10 tonnen bier gedroncken door de gulde van Vosselaar met het schieten van de vogel, de somme Dico 52 Gulden 10 stuivers"
Nieuwe leden worden door de gezamenlijke gildeleden in de vereniging gekozen via een systeem van speelkaarten. Rood is “voor” en zwart is “tegen”.
Dit schijnt nogal tegenstrijdig. In sommige gilden werd er vroeger, en nu nog, gekozen met bonen en erwten. De bonen zijn wit en een “voor”-stem, en de erwten zijn zwart en een “tegen”-stem. Zie maar naar de uitdrukking : “Ik heb een boontje voor u”. Deze kiesmethode was trouwens gebruikelijk in de oudheid.
Misschien door gebrek aan bonen en erwten is men gemakshalve overgegaan op speelkaarten.
De term gildebroeder wijst er op dat de eigen broederschap (eedgenoten) wordt beschermd met uitsluiting van anderen. Broederschap is een vorm van zich handhaven.
Steeds is er een gezamenlijk doel, een centrale kas met verplichte bijdragen van elk lid, een binding met de religie. Nog altijd is er een grote aandacht voor de afgestorvenen en regelmatige teermaaltijden. Vandaag de dag begint de teerdag nog steeds met een Heilige Mis voor de overleden gildebroeders en -zusters.
Wij haalden aan dat de gildebroeders eedgenoten waren en nog zijn. De eed is een wezenlijk onderdeel van de gilde waarmee de gilde zich van andere gewone verenigingen onderscheidt.
Op de 1ste dag van het teerfeest leggen de nieuwe gildeleden hun eed af met de hand op de pees van de boog en op de vlag met opzegging van volgende eedformule:
“Hier zweer ik de gilde getrouw te wezen, de kaart in alle haar artikelen te onderhouden, de eer en de vrome derzelve te helpen naderen en vermeerderen, het achterdeel deszelfs te helpen weren en keren, de hoofdman, koning, dekens en oudermans gehoorzaam te zijn in ’t gene zij uit kracht hunner officie mij zullen voorhouden, en alles te doen gelijk een goed en getrouw schutter schuldig is, zo waarachtig helpe mij God en de Heilige Patroon.”
Van alle gildeactiviteiten is er geen andere te noemen waar de afwezigheid zo kwalijk werd genomen als bij een begrafenis. Dit was het laatste wat men voor zijn overleden gildebroeder kon doen. Wie het waagde om afwezig te blijven betaalde een flinke boete.
De gildebroeders brachten de overledene en de familie naar de kerk. Zij woonden de Heilige Mis bij . Zij begroeven hem en vergezelden de familie weer huiswaarts voor het drinken van het lijkbier.
In deze hectische tijden kan niet iedereen deze eisen nog naleven, maar toch is er nog steeds een grote afvaarding aanwezig van gildebroeders en –zusters.
Bij het overlijden van een der broeders of zusters zal de hoofdman er zorg voor dragen dat de overige leden hiervan in kennis worden gesteld en dat de nodige afspraken worden gemaakt.
Op de dag van de begrafenis verzamelen zich alle gildebroeders en –zusters zich in de gildekamer of bij de kerk. Indien het stoffelijk overschot wordt gedragen, gebeurt dit door 6 gildebroeders.
Bij het opstappen in de kerk en naar het kerkhof, zal het gildevaandel in rouw worden gedragen (met rouwstrik). De tamboer zal op aangepaste wijze de omfloerste trom roeren.
De faas van de overledene, zijn halsdoek en zijn eretekens worden op de kist uitgestald.
De vaandrig of alferis met zijn gildevaandel neemt gedurende het groeten achteraan in de kerk achter de baar plaats en blijft daar staan tot de kist naar het altaar wordt gedragen. Hierbij volgt de alferis de kist onder het zacht geroffel van de tamboer. Tijdens de consecratie brengt de alferis onder tromgeroffel de groet met het vaandel aan het heilig sacrament.
Nadat de priester na de mis de absoute heeft verricht, zal de gilde in de kerk een allerlaatste groet brengen vóór de kist naar buiten wordt gedragen.
De gildeleden of een afvaardiging zullen hand in hand rond de kist plaatsnemen en tijdens het spelen van het afscheidslied brengt de vaandrig een laatste groet door de vlag driemaal boven de kist te zwaaien. Hij laat na de laatste zwaai even het vaandel met de punt van de stok op de kist rusten. (het afzwaaien). Gezien de beperkte ruimte en de brandende kaarsen wordt het vaandel éénmaal links, éénmaal rechts en éénmaal terug links over de kist gelegd en blijft daar enkele seconden rusten.
De gildebroeders gaan daarna vóór de pastoor en de kist de kerk uit, vormen buiten de kerk een erehaag en begeleiden de kist naar het kerkhof.
Bij de huidige situatie waarbij het kerkhof te veraf ligt, gebeurt de begeleiding pas vanaf de poort van het kerkhof tot aan zijnlaatste rustplaats.
Indien de kist direct in graf wordt neergelaten voor het brengen van de laatste groet door de familie, worden het graf en de kist weerom met tromgeroffel door het gildevaandel overzwaaid.
De gildenbroeders en -zusters blijven het graf of de kist omringen tot de laatste familieleden en kennissen de laatste rustplaats hebben verlaten.
Bij het overlijden van een gildezuster worden de hierboven beschreven ceremonie uitgevoerd door de gildezusters.
De speelmannen hebben in het gildewezen steeds een voorname taak vervuld. Oorspronkelijk waren het voornamelijk rondtrekkende zigeuners die voor een feest werden ingehuurd. Later bleven de speelmannen, meestal ongeschoold en ongeletterd, al dan niet rondtrekkend maar wel van vader op zoon, zich verhuren aan gilden en particulieren voor hun feestelijkheden. Vele familienamen hebben daar hun oorsprong zoals bijvoorbeeld: Pijpers, Schiffeleers enzovoorts.
De registers staan vol van de rekeningen betaald aan de speelman, bijvoorbeeld ter gelegenheid van de kermis. In 1769 vinden we een naam, namelijk Adriaan Verdonck. Deze mensen kenden de dansen en de bijhorende muziek uit hun hoofd. Wanneer een muzikant zonder opvolger stierf ging de muziek dan ook veelal verloren.
Wij vinden ook in het reglement van de dekens voor de aanbesteding van de teerfeest dat de aannemer de speelman op zijn kosten kost en inwoon diende te geven.
Tot op heden hebben wij in onze rangen geen vaste speelman zoals in andere verenigingen. Het zou mooi en gemakkelijk zijn in de toekomst over een (of meer) eigen speelman(nen) te beschikken.
Het vendelen is eveneens een eerbiedwaardige en eeuwenoude traditie en aanvankelijk een militaire discipline. Maar een vlaggengroet was nog geen uitgebreid vlaggenspel zoals vandaag het geval is. Bij de gildefeesten en landjuwelen kampen de beste vendeliers van elke gilde om hun kunnen te tonen en te bewijzen. De laatste tijd maakt het korpsvendelen eveneens opgang.
Voorlopig is er echter in onze gilde geen vendelier meer zodat wij spijtig genoeg aan de kant blijven staan bij deze wedstrijden.
Wie voelt zich geroepen deze taak op zich te nemen? Cursussen worden ingericht door de Verbroedering van Midden- en Zuiderkempen zodat te weinig kennis geen beletsel kan zijn.
Voordat de kerkklokken geautomatiseerd werden kwamen de gildenzusters op de eerste teerdag bijeen om 16.00 uur om samen de klok te luiden en dan aan het feest te beginnen.
Tijdens de tweede teerdag, “ de vrouwendag”, worden de kleuterscholen bezocht om er snoep uit te delen aan de kleintjes. Bij deze gelegenheid worden de kleuters nog vermaakt met een dans en een gezamenlijke rondedans onder begeleiding van de tamboer.